vrijdag 30 april 2010

Drama op koninginnedag

Toen we vanmorgen op het punt stonden om op deze feestelijke dag naar de Watergraafsmeer te vertrekken voor ons uitstapje, werd er aangebeld. Het was het tienjarige meisje dat op twee hoog naast ons woont.
'Mijn broertje (1) is verbrand,' zei ze, 'willen jullie hem naar het ziekenhuis brengen.'
'Verbrand?'
'Hij heeft hete thee over zich heen gekregen. Het velletje op zijn buik is eraf.'
Even later keken het meisje, Jeetje en ik toe hoe de auto met man achter het stuur de straat uitreed. We hoorden het krijsen van het jongetje, dat achterin bij zijn bezorgde vader en moeder op schoot zat, nog lang. Het drama van koninginnedag zou je denken.
Maar hoe erg het ook allemaal was, (het kind zou uiteindelijk naar het brandwondencentrum in Beverwijk moeten) het drama van koninginnedag zat bij mij in de kamer spelletjes op mijn I-phone te doen. Ze dronk een glaasje limonade en ik gaf haar een dubbele boterham met hagelslag.
'Komt het wel weer goed?' vroeg ze.
'Jazeker,' zei ik, 'hij heeft pijn maar hij is daar in hele goede handen.'
'Dus hij gaat niet dood?'
'Wees maar niet bang. Dat gaat hij niet.'
Het meisje zuchtte. Twee jaar geleden was ze uit Senegal overgekomen om hier bij haar vader te gaan wonen die niet lang daarvoor bij de vrouw naast ons was ingetrokken. Ik had het meisje nog uren door de woonkamer heen en weer zien lopen met kussens op haar hoofd. Ze sprak alleen Wollof met haar vader, en een woordje Frans. Nu had ze een stiefbroertje, zat ze in groep zeven en was ze het Wollof al niet meer machtig. Ze had haar zwarte oogleden met paarse glitter opgemaakt en droeg een oranje t-shirt. Ze zou spulletjes gaan verkopen op de Rijnstraat met een vriendinnetje.
'Als er straks nog maar een plaatsje voor mij is,' zei ze.
'Het is wel shit dat het nu net vandaag gebeurt, hè?'
Ze knikte. 'Vorig jaar heb ik ook spulletjes verkocht. Toen had ik wel zestien euro.'
'Wat heb je daarmee gedaan?'
'Aan mijn opa gegeven toen we in Senegal op vakantie waren.'
'O, dat is aardig van je.'
Weer knikte ze.
'Je broertje is één jaar, hè?'
'Ja, hij wordt twee in juli,' zei ze. Er achteraan: 'Maar daar ben ik niet meer bij.'
'Hoezo niet?'
'Dan ben ik in Senegal.'
'O, ga je weer op vakantie.'
'Ik ga daar weer wonen.'
'Wonen? Bij wie?'
'Bij mijn opa en oma. Die misten mij heel erg, zei mijn vader.'
'En wat vind jij ervan?'
Ze haalde haar schouders op. 'Ze hebben daar heel veel vakantie! En ik kom nog heel vaak terug.' Toen ging ze omgekeerd op haar stoel zitten, en begon een nieuwe spelletje op de I-phone.

donderdag 29 april 2010

Papa is liever

'Ik vind papa liever dan jij.' Jeetje steekt haar tong naar me uit. 'Want papa is warmer.'
'Is papa warmer?' Het zweet gutst langs mijn lichaam. Mijn hoofd is rood als een tomaat. Ik hijg nog een beetje na van het afruimen van de tafel.
'Ja!' zegt Jeetje. 'Papa is véél warmer. En aardiger. En ook veel knapper.'
'Ben ik koud en onaardig en lelijk?'
Jeetje doet haar armen over elkaar en kijkt me kwaad aan. Met haar groene ogen. Wat een knap kind is het toch. Wat een ontzettend knap, lief en zachtmoedig meisje. Zo wil ik er nog wel één.

woensdag 28 april 2010

Beschamend bericht

'Hoe meer ik erover nadenk hoe meer ik tot de conclusie kom dat bijna alles beschamend is. Alleen schrijven niet. Schrijven is de overwinning op de schaamte,' zo beëindigt Grunberg zijn column in de nieuwe VPRO gids. Tegelijk met de gids lag het boekje 'Bessems trots' in de brievenbus. Ik schreef het verhaal voor het grafisch lyceum in Rotterdam. Over de jongeman Bessem die zich zelfs schaamt voor de lucht die hij inademt. Ik heb me kostelijk vermaakt tijdens het schrijven ervan. Die jongen steeds opnieuw te laten zweten van schaamte.
As ik even - ad random - mijn dag doorneem, zal ik me vandaag ook minstens een keer of vijftien tot dertig geschaamd hebben. Zodra ik een stap buiten de deur zet, valt er wel iets te schamen. Het is zo gewoon dat het niet eens meer opvalt.
Deze dagen is het al te gemakkelijk. Ik vind zwanger zijn over het algemeen behoorlijk beschamend. Het woord alleen al bezorgt me rode wangen.Het betreft alleen mijzelf. Over andere zwangere vrouwen heb ik geen mening. En vanmiddag merkte ik dat mijn hemd opgekropen was en dat er dus de hele tijd een stukje van mijn buik zichtbaar moet zijn geweest, terwijl ik in slakkengang door de stad fietste en de mensen mij toelachten.
Ik schaam me diep voor slechte recensies. Ik schaam me minstens zo diep voor goede recensies. En als ik die blij op twitter zet. Ik schaam me voor het tonen van mijn gezwollen voeten aan de buitenlucht. En voor het feit dat ik dit nu schrijf.
Kortom: het onderwerp is nog lang niet uitgeput. Ik heb er zin in!

dinsdag 27 april 2010

Storm

Man en ik zitten in een bloedheet oranjekleurig ziekenhuiskamertje terwijl de gynaecoloog en de co assistente ergens aan het overleggen zijn. Het duurt nu al minstens drie kwartier. We hebben rode hoofden van het wachten.
'Maar dat CTG was toch goed?' zeg ik weer tegen man.
'Dat zag er perfect uit zeiden ze,' zegt man terwijl hij bij het raam gaat staan om te proberen contact met zijn compagnon te krijgen. Vanuit dit kamertje heb je nauwelijks bereik met de buitenwereld.
Na een tijdje zegt man: 'Misschien zijn ze even aan het pauzeren?'
'Ze pauzeren echt niet terwijl wij hier zitten te wachten.'
Man haalt zijn schouders op en drentelt door het kamertje. 'Er is vast een spoedklus tussendoor gekomen en wij zijn geen spoedgevallen.'

Dan komt de gynaecoloog eindelijk binnen met in zijn kielzog de assistente. Een rustige glimlach speelt om zijn lippen. Hij geeft mij een stevige hand en vertelt helder en compact over zijn bevindingen. Het CTG zag er inderdaad keurig uit. Op de echo ziet alles er ook goed uit. Het punt is mijn bloeddruk. Die is en blijft maar torenhoog. En dat is zorgelijk.
'Dan moeten we er toch voor kiezen de zwangerschap af te breken,' zegt hij.
'Wanneer?'
'Nu.'
'NU?'
'Maar ik heb geen maxi cosi meegenomen,' zegt man. 'Of iets.'
'Met zo'n hoge bloeddruk is de gezondheid van uw vrouw in gevaar. Het is niet verantwoord haar daar langer mee rond te laten lopen. En het kind is helemaal klaar.'
'O, ik vind het niet erg hoor,' zeg ik, 'laat maar komen.'

Dan vraagt de gynaecoloog aan de co assistente of ze voor de zekerheid nog een ander bloeddrukapparaat wil halen. Omdat het vreemd is dat mijn ziekelijk hoge bloeddruk verder nergens uit blijkt. En dan blijkt dat apparaat dus niet goed. We kunnen weer vertrekken.
Niks baby. Niks nu. Storm in een glas water.
'Je moet altijd eerst aan de apparatuur twijfelen, als het beeld van wat je ziet niet strookt met de uitkomst van het apparaat,' zegt de gyneacoloog nog wijsneuzerig tegen zijn co assistente.
Wij krijgen nogmaals zo'n fijne stevige hand en een geruststellende glimlach en verlaten dan - met z'n tweeën - het pand.

maandag 26 april 2010

Ik ontvlucht de herrie in huis

Op vrijdag lunchte ik de middag door met een vriendin op een terras, met zes verse jus d'oranges, broodjes roerei met groene asperges, en op mijn hoofd een grote zonnehoed. Op zaterdag vierden we feest in het park, met veel leuke mensen, steeds viezer wordende kinderen, veel taarten, kazen, vissen, broden, wijnen en nog steeds droeg ik de zonnehoed. Op zondag gingen we naar zee, ontmoetten er vrienden, kinderen en er waren lattes en tapas op het strand (plus zonnehoed). Op maandag lunchte ik met een andere vriendin op een ander terras, met broodjes makreel en vele munttheeën - steeds verzette ik de klep van mijn pet opdat mijn gezicht maar in de schaduw zou blijven - totdat het tijd was om Jeetje van school te halen en met haar en haar vriendje in de speeltuin te gaan zitten met chocoladecake en pakjes sap.

Tussendoor lees ik Een verhaal uit de stad Damsko van Hassan Bahara die een totaal andere - trieste, desolate - wereld beschrijft, die ik gek genoeg goed ken van vroeger. Morgen kan ik denk ik wel aan Mama Tandoori van Ernest van der Kwast beginnen.

Intussen kan er in mij dus elk moment een orkaan losbreken waarvan de gevolgen hun weerga niet kennen.

vrijdag 23 april 2010

Wanen

'Hoe lang moet je nog?' vraagt de juffrouw van de delicatessezaak.
'Anderhalve week.'
'Mijn dochter is vorige week bevallen. Ik kwam toevallig bij haar op bezoek, maakt ze de deur open, zegt ze: Mam, niet schrikken, me water is net gebroken! Nou, ik raakte gelijk in paniek. Ik dacht alleen maar: me wijffie. Me kleine wijffie. Toen heb ze me weer naar huis gestuurd. An jou heb ik niks, mam, zegt ze.'
'Op hoeveel weken beviel ze?'
'Anderhalve week van tevoren,' zegt de juffrouw.
'O?'
'Jaha! En je bent wel al aan het hamsteren, zie ik.' De juffrouw knikt naar de berg kazen, noten en chocola die voor mij op de toonbank ligt. Ik knik ook en verzwijg dat we morgen het verjaarsfeestje van man vieren. Het zou haar hamsterredenering teniet doen. Ik vind het prettig om mensen in hun waan te laten.

's Avonds gingen we uit eten. De Thaise meneer van restaurant Bird voorspelde tot drie keer toe dat er zich een jongen in mijn buik bevond. Toen we weer op de Zeedijk stonden, stond er een meterslange, diepzwarte man naar mij te kijken. Vanuit een portiek.
'Wat denk jij dat het wordt?' De vraag lag echt op mijn lippen. Alsof 'zij' dat soort dingen kunnen zien.

donderdag 22 april 2010

Voortekens?

Ik schafte vandaag een wenkbrauwborstel aan bij de Etos. Het ding oefende een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij uit. Alsof dat borsteltje het ontbrekende onderdeel was van mijn toilettas. En daarmee van mijn leven. Ook kocht ik ontsmettingsgel voor de handen.
Ik deed deze inkopen nadat ik boven de babykleertjes had gesorteerd en in de kast gelegd. In de kast plakte ik stickers waarop ik schreef: rompertjes - lange mouw, korte mouw, mouwloos - , broekjes, truitjes, hansopjes, lakentjes. Maat 50/56 vooraan en helemaal achterin legde ik maat 62/68 vast klaar. Het trappenhuis mocht dan wel vol stof en gipsstukjes liggen, in deze kamer blonk het. Met een vochtig doekje had ik alles afgenomen. Het waren serene bezigheden. Ik werd erbij constant begeleid door het geluid van drilboren, schuurmachines en hamerslagen van de buren. Er zat een gipswandje tussen de werkmannen en mij. Maar we waren lichtjaren ver van elkaar verwijderd. Soms, als ik te dicht bij de muur stond, was ik even bang dat ze er dwars doorheen zouden boren en ik aan de schroef geregen zou worden, met lila badcapeje en al.

woensdag 21 april 2010

Muze

Met de motoriek van een hoogbejaarde kom ik overeind van de bank in de woonkamer. Luid steunend en hardop klagend. Man is Jeetje naar bed brengen. Hij leest het zestiende hoofdstuk van Wiplala voor. En bij mij heeft het idee postgevat om mijzelf naar de keuken te begeven. Ik weet nu al niet meer precies wat ik daar wilde gaan doen.

Halverwege mijn tocht word ik opgeschrikt door de muze. Ze verspert de gang. Haar lange staart beweegt traag heen en weer. Haar kopje hangt. Ze is moe. Meer dan moe, zo te zien. Ik had haar niet verwacht. Niet hier. Niet nu. Maar ik zal haar moeten passeren, wil ik ooit in die keuken terechtkomen. Dus wacht ik tot ze haar vege lijf heeft weten te redden. Tot ze weer netjes onder onze vloer zal zitten. Bij de andere muzen. Ik begrijp haar ook best. Het kan je soms allemaal even teveel worden.

Hoe lang ik ook wachtte, ze ging niet. Ze wilde dood, leek het wel. En ik zou haar daarbij moeten helpen, zeker.
Maar ik vind dat teveel gevraagd. Ik kan en wil de muze niet vermoorden. Niet platdrukken. Of neerslaan. Niet hier. Zeker niet nu.
In plaats daarvan pak ik de wasmand en smijt de vuile was op de grond.

In onze gang staat nu de wasmand op z'n kop. Ik hoor mijn muze piepen.

maandag 19 april 2010

Eerste dag

Mijn eerste verlofdag begint met het geluid van drilboren en twee grote werkmannen die mijn slaapkamer inlopen om er een hijsblok op te hangen. Ik nog in joggingbroek. De nieuwe bovenburen beginnen met het aanleggen van centrale verwarming en de bouw van een nieuwe badkamer. Ik ga buiten de deur koffiedrinken. En daarna op controle. Dat doe je op het laatst iedere week. Op controle gaan. Maar wanneer de baby komt daar kunnen ze niets van zeggen. Daarna heb ik een oudergesprek met de juf van Jeetje en ga ik Jeetje ophalen die bij een vriendje is. Ze hebben samen vliegtuigen gemaakt die tegen aswolken kunnen. Omdat de vader van het vriendje al een paar dagen vastzit in Barcelona en zijn kleine zusje 's nachts om papa huilt.

Door het korte verhalenweekend heb ik erg veel zin gekregen om dikke boeken te gaan lezen. Ik heb al een hele stapel romans klaarliggen. En lijstjes met titels. Hoewel ik al een paar nachten achter elkaar het debuut van Thijs de Boer - Vogels die vlees eten - aan het lezen ben. En de sfeer die hij creëert werkt op een vreemde manier door. Het zijn geen verhalen om op zo'n tijdstip te lezen. Je krijgt er nachtmerries van. Maar misschien werken ze in de beslotenheid van de nacht extra goed. De verhalen verdwijnen niet. Je denkt er overdag ook nog aan.

Ik ben vrij. Het lijkt erop dat ik het beste gewoon kan beginnen met boek drie. Om rustig te worden. Een houvast in het hoofd. Het werkt ook echt kalmerend; schrijven.

zondag 18 april 2010

Laatste dag

Met mijn zonnehoed op was ik aan komen fietsen, maar wij doken 's middags de kleine zaal van de Balie in om de verhalen voor te lezen die we van de loglines gemaakt hadden en om de films te zien die erbij hoorden. Onder leiding van Erik Menkveld hadden we na het zien van de film een kort gesprekje over wat we ervan vonden en wat we er met onze verhalen van gemaakt hadden. De overeenkomsten en de verschillen. Drie schrijvers - Lodewijk van Oord, Vincent Overeem en ik - drie verhalen en drie films dus.
We vergaten dat buiten de zon scheen.
Het was deze keer jammer dat de gesprekken niet wat langer mochten duren, vanwege een strak tijdsschema.

Waar ik mij gisteravond ongemakkelijk voelde - het was niet alleen het late tijdsstip, de onhandige introductie, het feit dat ik over iemand anders werk sprak, maar het was ook de plek. De schrijver van dienst zat in het midden van een normaal verlichte ruimte achter een tafel en werd aan alle kanten door mensen omringd. De ogen prikten in mijn rug, op mijn zij, buik, achterhoofd, voorhoofd, zijbenen. Terwijl mijn buik tijdens het lezen steeds meer omhoog kwam en mij steeds meer de adem benam. Dat kon iedereen van heel dichtbij volgen.

Vandaag stond ik in een goeie verduisterde bioscoopzaal. Achter een katheder. Zodat die buik ook niet omhoog kon komen. Het publiek aan de voorzijde. Ik wist waar ik me op moest richten. Ik las mijn eigen verhaal. Ik vond de verhalen leuk en de films interessant. Erik Menkveld was een fijne gesprekleider die zich goed voorbereid had. Er zat nog veel meer gespreksstof in over dit onderwerp. Het was jammer dat er zoveel minder publiek was dan gisteravond. Maar ja, die zon.

zaterdag 17 april 2010

Introductie is belangrijk


Toen ik vertrok, was het al te laat voor mij. Het was te laat voor een hoogzwangere om in een zaaltje te zitten, omringd door mensen en dan voor te lezen over een andere schrijfster en over haar werk te gaan vertellen. Maar ik had me voorbereid en dat wilde ik niet voor niets gedaan hebben. Ik vond ook dat het moest kunnen. De helft van de buitenlandse schrijvers was niet gekomen vanwege de vulkaanuitbarsting. Dus de organisatie had het al moeilijk. Ik ben plichtsgetrouw. De vliezen waren per slot van rekening nog niet gebroken. Het drupte zelfs niet een beetje. Ik was de hele dag al naar de Balie op en neer gefietst, dus dat moest allemaal best nog eens gaan.

Chris Keulemans en A.L Snijders vertelden ook over hun favoriete schrijvers. Eerst was Chris Keulemans aan de beurt en toen kwam ik.

Ze introduceerde mij zo: haar debuut het Besluit van D.K was bij de beste boeken van 2008 in NRC, en nu las ik op haar blog dat haar tweede boek Lastmens helaas niet goed ontvangen is door NRC.
En toen had ik dus - pats, boem - geen zin meer.
Over alle lovende recensies werd met geen woord gerept. Bij Keulemans en Snijders sprak ze niet over de recensies maar over de inhoud van hun werk. Hier werd ik in één keer neergezet als iemand met een slecht besproken tweede bundel. Was ik hier nou helemaal voor gekomen? Had ik hier al die moeite voor gedaan. Om op deze manier geïntroduceerd te worden. Dat doe je toch niet?

Zeker niet als je - zoals man nu in de gids ontdekt - radiotip van de dag was.

vrijdag 16 april 2010

Met het NRC komt de stand op 9-2

Ewoud Kieft vindt mijn ontwikkelingen in Lastmens niet voldoen aan de verwachting die hij ervan had. Hij had liever gezien dat ik mijn lugubere kant meer ingezet had. Ik begrijp wel wat hij zegt. Maar het is jammer. Vooral omdat dit het wel is. Ik ben geloof ik overal besproken. En de afsluitende recensie had eigenlijk juichend moeten zijn. Edoch, werk aan de winkel. Want wellicht luidt Lastmens de eerste stap van veel verdergaande evolutie in. Dat vindt hij dan weer wel. En ik, sowieso, ook.

Hotel van Hassel

Vandaag opent Hotel van Hassel haar deuren in de Balie te Amsterdam. Het hele weekend wordt het daar dolle pret. Met verschrikkelijk veel schrijvers uit de hele wereld die voorlezen uit eigen werk of werk van anderen. En ik ga ook wat doen.
Morgenochtend ben ik te beluisteren in het vierde uur van de zaterdagbijlage van de Avonden.
En morgenavond om 22.00 u, ga ik vertellen over mijn liefde voor Alice Munro.
Op zondagmiddag lees ik dan mijn logline verhaal 'Twee Meisjes' voor.

donderdag 15 april 2010

Rapport

Jeetje, onze eerste groeper, komt thuis met een rapport.De kruisjes voor de verschillende vakken of vaardigheden staan allemaal in het midden. Zoals het hoort. Het persoonlijke bijschrift is: Jeetje is een vrolijk en lief meisje. Ze maakt mooie tekeningen.
Dit lijkt me nou leuk voor later. Voor als Jeetje groot is. Dat ze dan nog in haar kleuterrapport kan zien, hoe ze toen was. Wat ze toen leuk vond om te doen. Of niet leuk.

Dit onderwijs is vooral gericht op de individuele ontwikkeling van het kind. Dat merk je wel. Elk individu is uniek. En wordt ook zo behandeld. Dit rapport is inwisselbaar voor alle brave, stille meisjes van groep 1. Misschien kunnen de juffrouws het zo van internet plukken.
Of zou er ook bij enkele van haar klasgenootjes staan: Grietje is een depressief en lastig meisje. Ze maakt lelijke tekeningen.

Tegelijk met het rapport van Jeetje, stond mijn kop groot in het Parool. Daar stond in vette letters bij: Elke Geurts heeft aan de (hoge) verwachtingen voldaan. Met drie sterren. De andere schrijfster die net als ik een tweede boek geschreven had, had daar niet aan voldaan. Zij kreeg twee sterren.
Ik las in de foto en het bijschrift: Elke Geurts is een lief en vrolijk meisje. Ze kan mooi schrijven.

dinsdag 13 april 2010

Geef je over

En deze recensie brengt de - voorlopige - tussenstand vandaag op 9-1!
Ik ben, tegen wil en dank, midden in een soort wedstrijd beland waarbij ik geen enkele invloed meer heb over de uitslag. De race is al gelopen. Ik kan niets meer doen.

Er is meer waar ik niets aan schijn te kunnen doen. Vanaf vandaag mag de baby in principe komen. Maar het zou ook zomaar nog 3 weken kunnen duren. Of 4, in het uiterste geval.
'Ik heb steeds het idee dat ik iets moet voorbereiden,' zeg ik tegen de verloskundige. 'Ik wil me voorbereiden.'
'Ben je mal, meid.'
'Ik heb geen cursus gevolgd. Niets. Puffen bijvoorbeeld. Ik heb geen flauw benul meer wat dat is. Echt niet.'
'Dat weet je lichaam vanzelf, meid.'
'Ik ben al een boekje over puffen aan het lezen, maar ik snap er helemaal niks van.'
'Laat maar gewoon komen.'
'Laat maar gewoon komen?'
'Je moet vertrouwen hebben. Dat is het enige.' De verloskundige kijkt me met grote, bruine ogen aan. 'Heb vertrouwen,' zegt ze nog eens. 'Geef je over, meid.'
Ik knik ernstig. Vertrouwen. Dat was het. Overgave. Ik puf het woord zachtjes uit en glimlach naar de verloskundige. Maar precies als ik me in haar ogen wil laten wegzinken, zegt ze: 'Je kunt namelijk toch niets doen. Alles heeft een bedoeling. Als er iets mis gaat, dan heeft dat een reden.'

maandag 12 april 2010

Zwart, zwart, zwart

Al weken hebben we een volle vuilniszak zwarte, losse sokken in de woonkamer staan, en vannacht was het eindelijk zover. Ik kieperde de zak om op de keukentafel en ging zitten. Door het duister werd ik omringd. Alleen de lamp bescheen de enorme berg sokken en kousen. Allemaal zwart, maar allemaal net een andere teint zwart, met een ander randje, een iets ander motiefje en een andere lengte. Met mijn ogen er strak op gefocust, mijn zwarte wollen vest dichtgeknoopt en mijn haren in een vogelnest bovenop mijn hoofd, begon ik aan het monnikenwerk. Alela Diane klonk zachtjes door de keuken. Ik luisterde naar haar en stortte mij op onze wanstaltige sokken- en kousenberg. Een tijd lang bestond er niets anders op de wereld dan het bijeen zoeken van het juiste bolletje. Ik herenigde de linker- met de rechtersok. Waar gaat het anders om in het leven dan het bij elkaar brengen van sokkenparen? Dingen die bij elkaar horen.
Urenlang sorteerde ik, tot ik het weer een beetje licht zag worden.

zondag 11 april 2010

Recensie Vrij Nederland!



Is dat uitnodigend? Een boek lezen waarin je niet ontsnapt aan putjeslucht?
Ik heb hier trouwens alle recensies tot nu toe op een rij gezet, voor wie het allemaal nog eens rustig na wil lezen.

vrijdag 9 april 2010

Recensie FD Persoonlijk!

'...het kan niet anders of haar derde boek wordt een meesterwerk..'

donderdag 8 april 2010

Ook de pan in gehakt!

Dan hier - en in de Groene van vandaag - een recensie van Marja Pruis waarin ze korte metten maakt met het boek Lastmens.
Het enige dat ik op te merken heb, is dat kleine kinderen echt - maar dan ook echt - namen voor hun pop verzinnen als Lastmens. Ikzelf zou er nooit opgekomen zijn. Maar de rest is fictie.
Zwakke titel, zegt Pruis.

IJzersterke titel, zegt Bauer in zijn recensie die vandaag hier verscheen. Dit stuk is gelukkig weer heel wat optimistischer van toon.

woensdag 7 april 2010

Rekstok

Woensdagmiddag. Voor het eerst in jaren schijnt de zon weer. De keukendeuren staan open. Het leven is goed. Na de boterham scharrelt Jeetje even op het balkon. Ik ben binnen wat aan het doen. Ik weet niet meer wat, maar pas na een hele tijd kijk ik loom op, en zie haar plotseling hangen. Met haar buik over de balkonrand. Haar benen horizontaal. Langzaam gaan ze verticaler. Ik sjees naar buiten.
Ze heeft haar stoeltje tegen de tralies geschoven, is erop geklommen en doet alsof de reling een rekstok is.
'Kom eraf! Je valt zo!' roep ik.
'Ik val nooit,' zegt ze. Ze heeft een rood hoofd van het naar beneden hangen.
'Je bent dood als je hier valt. Net als die duif.'
'Pfff, wat geeft dat,' zegt Jeetje, 'je krijgt toch een nieuw kindje.'

dinsdag 6 april 2010

Mijn eerste televisieoptreden

Ik zou de eerste gast zijn. Het zou een gesprek van twintig minuten worden met mij alleen. Elsbeth Etty, Willem Otterspeer en Anton Korteweg waren de andere drie gasten. Om 11 uur vanmorgen fietste ik naar de Desmetstudio's voor de opnames van Knetterende Letteren. De visagiste liet mijn ogen binnen een mum van tijd spreken zoals ze nog nooit gesproken hadden. En ook mijn wallen - ik had een onrustige nacht achter de rug, met onrustige benen en een onrustig hart - toverde ze zonder moeite weg. Misschien toch eens met make-up gaan werken.

Het is een metier op zich, het geïnterviewd worden.De twintig minuten waren wonderlijk snel voorbij. Als in een roes. Maar jammer genoeg kan ik alleen denken als ik schrijf. Ook ben ik iemand die hoofdzakelijk secundair reageert. Op de fiets terug al schoten de interessante, gevatte, komische antwoorden mij te binnen. Mooie volzinnen waren het. Ook nu nog blijven ze komen. Maar die volzinnen zijn niet meer nodig. Het staat er allemaal allang op. Het wordt al uitgezonden. Daarom hou ik ook zo verschrikkelijk veel van schrijven. Omdat je het, voor het de wereld in gaat, allemaal nog eens rustig over kan doen. Beter. Scherper. Preciezer. Je hebt er meer controle over.

zondag 4 april 2010

Generaties

Het was al middernacht toen we nog met z'n vieren op het terras zaten voor het café. Als vanouds. Er stond een klein kacheltje en je kon een dekentje pakken als het te koud was. We praatten over onze generatie. Over dertigers, nee eerder prille veertigers. Ik was de enige van ons vieren die nog echt in de dertig zat. Dat zag je ook wel aan het malt biertje dat voor mij stond en aan mijn buik. Kenmerkend voor de vrouwelijke dertiger.
Hoewel de opmars van de twintigers hierin niet te ontkennen valt: Een slimme meid krijgt haar kind op tijd, is nu de slogan. Terwijl ik van de generatie ben: een slimme meid is op haar toekomst voorbereid. Wordt economisch zelfstandig. Kies exact. Kinderen hinderen. Krijg ze nooit. Als je ze wel krijgt, is het afgelopen met je. Inmiddels weet ik uit ervaring dat dat laatste best meevalt. Helemaal afgelopen is het niet.
Maar goed, dertigers en veertigers. Waar bij de twintigers het perspectief alleen nog voorwaarts ligt, alles nog mogelijk is, beginnen wij dus al voorzichtig met terugkijken. We zijn richtingen ingeslagen in ons leven. Dit is het wel zo'n beetje. Wat we nu doen, wie we zijn. Heel veel anders zal het niet meer worden. Daar moeten we mee dealen.

In ditzelfde goede gezelschap bevind ik me al vanaf mijn twintigste. We woonden een tijd samen in een gekraakte boerderij, we zouden een groot huis kopen later, met z'n allen, we speelden, we tekenden, we bleven op tot vroeg in de ochtend, aten paddestoelen en zagen geesten.
En nu zaten we hier op het terras in april. Met port en sigaretten en dekentjes binnen handbereik. Zij zouden ook in Amsterdam komen wonen, het huis naast het onze kopen misschien, en natuurlijk een bootje erbij.
Waar we dan op een dag voorgoed mee weg zouden zeilen.

donderdag 1 april 2010

Gewoon lezen, die vrouw.

Het verhaal 'Toeval' herlezen in de bundel Stilte van Alice Munro. Dat doe ik de laatste dagen wel meer, de verhalen herlezen uit haar hele oeuvre. En dat is helemaal geen straf. Ware het niet dat ik ze momenteel met een bedoeling herlees. Het is de bedoeling dat ik uiteindelijk een coherent stukje over haar werk schrijf dat ik over twee weken ga voorlezen op het verhalenfestival in de Balie. Elke dag als ik aan het lezen ben, denk ik: Morgen ga ik opschrijven waarom ik haar werk zo goed vind en wat ik er precies zo goed aan vind. Morgen. Eerst nòg een verhaal lezen. (Dadelijk wil ik het verhaal 'Binnenkort' bijvoorbeeld eerst nog...) En zo lees ik maar door, verdwijn in het universum dat zij met elk verhaal schept, en de ochtend lijkt nooit aan te breken dat ik eens óver haar werk ga schrijven.
Een verhaal samenvatten zou Alice Munro tekort doen. Thematiek, daar kom je er ook absoluut niet mee.
Wat ik er nou zo mooi aan vind: Het blijft verrassend. Elke wending is onverwacht. En ze weet menselijke drijfveren bloot te leggen die ondoorgrondelijk zijn, eigenlijk ook onbenoembaar en met het blote oog nauwelijks te zien. Je begrijpt iets meer van jezelf, als je haar verhalen leest. Je denkt vaak: 'verrek.' Ze is je te slim af.
Maar dit zijn nogal obligate termen.

Ik durf het misschien niet, zo'n stukje schrijven. Bang iets banaals te zeggen en mijn bewondering voor haar verhalen niet goed uit te kunnen leggen. Toen ik haar bundel 'Wie denk je dat je bent' in de zomer las, was ik zelf bezig aan mijn verhaal 'Retour Carboon' (het derde verhaal in Lastmens).
Ik lag in een hangmat voor een zelfgemaakte pipowagen ergens in Zuid-Frankrijk, de ezels graasden om mij heen, in de verte galoppeerde het zwarte paard waar ik een paar dagen later voor het eerst op zou gaan zitten, en ik weet nog dat ik mijn eigen verhaal plotseling zo ontzettend plat, weinig verfijnd en van dik hout zaagt men planken vond, dat ik het weg wilde gooien.
Bewonderen is het afschermen van jaloezie, zei Ischa Meijer, twitterde Willemijn Dicke vandaag.
Maar jaloers ben ik niet op Munro. Zij is van een heel andere orde, namelijk. Daar ben je niet jaloers op.