maandag 30 januari 2017

Column Trouw 28 januari


Papa komt

Na zeven dagen trof ik man weer in mijn keuken aan. Hij had niet aangebeld. Hij stond er gewoon toen ik beneden kwam, achter mijn fornuis, bezig mijn bloemkool in roosjes te snijden. Hij had een nieuwe coupe. En nieuwe schoenen. Dat zag ik meteen.
‘Tadaa!’ Hij draaide zijn hoofd om. ‘Mijn haar is geknipt.’
‘O, daar zie je niks van.’
Het was niet zo dat ik niet wist dat hij kwam. Het liep geheel volgens planning. We gingen de tweede week in van het serieuze gescheiden leven. Dat hij tot nu toe als een opluchting ervoer. Eindelijk duidelijkheid.
‘Je schoenen glimmen.’
‘Mooi hè?’ zei hij. ‘Vind je ze mooi?’
Vanaf nu zouden we elke maandagavond met het gezin eten, - daar hadden we precies drie kwartier voor - daarna zou ik les gaan geven bij de Schrijversvakschool en paste hij op de meisjes. Het nieuwe schema hing levensgroot op de deur. Papa komt. Na school naar papa. Na school naar mama.
Hij ging door met zijn bloemkoolbezigheden. Even verderop zat de elfjarige op de bank, over de iPad gebogen, zogenaamd verdiept in iets. Als een levend standbeeld.
‘Ik eet niet mee,’ fluisterde ik. ‘Ik kan het niet aan.’
‘Waarom niet?’ fluisterde hij.
‘Jij doet stom.’
‘Ik?’
Toen greep ik hem met één hand bij zijn keel en duwde hem met mijn lichaam tegen het aanrecht.
'Ik ben jou he-le-maal zat,’ fluisterde ik.
Ik verbaasde me over de diepte van waaruit die woorden ineens omhoogkwamen. Ik wist niet dat die diepte bestond. Het had iets vulkanisch. Nog meer verbaasde het me dat het wáár was.
‘Ik ben jou zo ontzettend zat,’ fluisterde ik. ‘Weet je dat wel?’
'Niet doen,' fluisterde hij, 'niet nu.’ Hij knikte in de richting van onze dochter, haalde mijn hand van zijn keel, verspreidde de bloemkoolroosjes in de ovenschaal en ritste mijn zak verse friet open. We stonden onder het licht van de afzuigkap.
‘Ga jij maar naar dat kutbootje van je,’ fluisterde ik. ‘Nu.’
‘Waarom doe je zo?’
‘Jij kunt alleen maar aan jezelf denken.’
‘Ik vind het erg dat je dat zegt. Heel erg.’
‘De waarheid is erg, hè.’
 En ik zag de opgetrokken schouders van onze dochter wel. Haar paardenstaart. Het profiel van haar bleke gezicht. De verstarring. Ook zag ik hoe ze haar hand op haar oor legde. Ik wist dat ik verstandiger moest zijn, maar dat was ik niet.


vrijdag 27 januari 2017

De omslag

De kachel brandde. De kamer was opgeruimd. Er was niet veel meer in huis, maar ik had met zorg en aandacht gekookt. Ik had er iets van gemaakt. De meisjes aten het met smaak. Ze vertelden over wat ze die dag gedaan hadden op school. Wat het leukste was en het minst leuke. Ik luisterde. Ik vroeg dingen. Zij antwoordden. Ik schonk voor mezelf een glaasje wijn in. 'We moeten eigenlijk een robot aanschaffen,' zei de elfjarige, 'die papa's werk kan doen.'  We lachten. De meisjes wilden nóg meer eten en ik schepte hun borden nog eens vol.
Moet je ons zien zitten, dacht ik. Zo ontspannen. Moet je ons toch zien. Wat hebben we het goed met z'n drieën. Wat zijn we leuk ook. Zo gezellig. We hebben - buiten een eventuele huishoudrobot - helemaal geen vierde persoon nodig.
Op het moment dat ik zo begon te denken, veranderde er - achteraf gezien - al iets in de atmosfeer.
Misschien kwam het door de stilte die viel, waarin ik ineens glashelder het ploeteren zag, van ons, aangepaste meisjes. Hoe we met z'n drieën in een toneelstuk zaten en, onder de lampen van onze eettafel, vol verve het gezin speelden waaraan niets ontbrak. De lege stoel werd kort uitgelicht. Nee, helemaal niets.

woensdag 25 januari 2017

Ik ga hier weg!

'Zég!' riep de zesjarige ineens. 'Hóe lang duuuuuuurt dat nog allemaal hier? Eérst die Turk en nu weer die Boot!'
'Ja, eh, ja.' Ik klom erbij in haar hoogslaper.
'Als jullie gaan scheiden,' riep ze, 'dan ga jij hier zeker ook weg, hè? Hè!' Ze pakte mijn kin vast.
'Ik ga niet weg.'
'Jawel, dan ga jij ook weg. Jij. Dat weet ik best!' In haar nachtjapon met kleine bloemetjes klom ze uit bed.
'Als wij gaan scheiden, Deetje, dan zoeken papa en mama allebei een eigen huisje,' zei ik, 'en dan heb jij zelfs twee huizen en twee eigen kamers.'
'Ik ga van jou scheiden!' riep ze. 'Dat ga ik doen. Ik hou óók niet meer van jou. Ik ga bij opa en oma wonen. Of bij oma M.'
Ze trok haar slaapkamerdeur met een klap achter zich dicht.
'Ik ga hier gewoon weg!' hoorde ik haar nog roepen toen ze de trap afliep.

maandag 23 januari 2017

Column, Trouw 21 januari






Ontsnappen

Man is nu helemaal uit ons straatbeeld verdwenen, dus leek het mij goed hem alvast uit mijn taalgebruik te verwijderen. In den beginne was er tenslotte het woord. Eerst tracht ik mij van hem los te schrijven, dan volgt de werkelijkheid vanzelf. Voortaan zou ik hem op deze plek ex gaan noemen in plaats van man.
Maar bij het idee alleen al, sprongen deze week de tranen steeds in mijn ogen.
Ik vind ex ook gewoon een lelijk woord. Het heeft iets afstandelijks.
Terwijl ik me nog zo goed herinner dat ik een man had, die heel dichtbij was. Dat ik een man had die ‘s avonds een kruikje voor me maakte, dat ik een man had die gewoon naast me lag in bed, en die - als ik nog niet thuis was - hoopte dat ik snel thuis zou komen.  Zodat we bij konden kletsen.
Ik herinner me nu ook wel dat ik een man had die me zachtjes van zich afduwde toen ik tegen hem aan kwam liggen. Dat ik een man die begon te zuchten en te steunen als ik met hem wilde praten, een man die ’s avonds puur uit vriendelijkheid nog een wijntje met me dronk.
Ja, ik herinner me heus wel dat ik een man had die ineens liever niets meer met me wilde delen, behalve de kinderen. Omdat we daar niet aan ontsnappen, natuurlijk.
Ergens aan ontsnappen was onze specialiteit. Wij kwamen altijd overal weg.
Ik had een man die al onze ontsnappingen regelde, - daar kon ik van op aan - en ik speelde dan de rol van zieke vrouw.
Ik weet nog hoe we ooit, op een stampvolle Spaanse camping, ver na middernacht, we lagen al in onze slaapzak, besloten onze tent alsnog af te breken en hoe hij met de gevleugelde woorden ‘My wife is ill’ onze paspoorten weer terugkreeg. Ik zie mij weer licht kwijlend naast hem in die auto hangen, totdat de rood-witte slagbomen – speciaal voor ons – omhooggingen. Omhoog!  Het onbeschrijflijke gevoel van vrijheid dat ons toen overviel. Al konden we op dat tijdstip nergens meer naartoe.
Maar we hoeven niet ergens samen aan te ontsnappen deze keer. Hij wil alléén ontsnappen. Aan mij nog wel. Niks ‘My wife is ill.’ Niks ‘My wife.’
En ik moet nu óók alleen ontsnappen. Aan hem nog wel. Toch vind ik ex nog niet het goede woord.

                                            

vrijdag 20 januari 2017

Vervreemdend moment

Toen hij aan kwam lopen in het café schoot het door mijn hoofd dat het best een knappe man was. We dronken iets en we praatten over van alles. We hadden het over een voorstelling van hem waarin ik mee zou doen. Door de jaren heen was ik hem vaker tegengekomen, maar had ik nooit aan knapte gedacht. Nu was het ineens een man zonder vrouw. Tenminste dat vermoed ik. En ik was nu een vrouw zonder man. Tenminste dat vermoed ik. 
Ik had het over vervreemdend proza dat ik net met mijn studenten behandeld had. Maak een lijstje met momenten van vervreemding die je zelf ooit had. Werk één moment uit. Maak het zo logisch mogelijk. Dat was de opdracht. Ik vertelde dat ik zelf hoe langer hoe realistischer ging schrijven. Eigenlijk was alle vervreemding uit mijn werk verdwenen sinds mijn leven één groot vervreemdend moment geworden was.
'Misschien komt het weer een keer terug,' zei hij.
Toen ik laat in de avond naar huis fietste, rookte ik een stompje sigaret op dat ik nog in m’n jaszak had zitten, gleed daardoor met fiets en al uit over het gladde wegdek. Daar lag ik in het licht van een lantaarnpaal. Ik krabbelde overeind, pakte mijn fiets op en racete verder.