vrijdag 29 oktober 2010

De kat in de gordijnen

Het was de avond van Gerbrand Bakker en er werden allemaal mooie dingen over hem en zijn werk gezegd. Maar ik bleek naast Dolf Verroen te zitten. De kinderboekenschrijver. Van 'De kat in de gordijnen.'
Een van de eerste boeken die ik zelf las, en ik weet ook nog dat mijn moeder de verhaaltjes aan mij voorlas. Over de vader die uit zijn werk kwam en in zijn broek gepoept had. En over een heel woedend meisje. Het trof mij diep.
'Dolf Verroen, dat is een goede schrijver,' hoor ik mijn moeder nog zeggen. 'Daar mag je wel een boek van.'
Nou, daar zat ik dus naast, gisteravond.
'En wie ben jij?' vroeg Dolf Verroen.
'Elke,' zei ik. Volgens mij hebben we handen geschud. Daarna keek ik voor me.
Er werden odes gebracht aan Gerbrand Bakker. Maar ik bestudeerde de opvallende ring van Dolf Verroen. De stof van zijn zwarte pantalon. Zijn bril. Ik zag mezelf als kind in mijn slaapkamer vol schrootjes en hoe ik 'De kat in de gordijnen' spelde. Kinderboekenschrijvers waren mijn helden. Ze kwamen van een andere planeet dan de mijne en ik was allang blij dat ik hun signalen mocht opvangen. Nooit had ik toen kunnen denken, dat ik daar ooit - in het echt - naast zou zitten.

In mijn hoofd repeteerde ik wat ik tegen Dolf Verroen zou zeggen. En toen de avond voorbij was, ben ik snel opgestaan en weggelopen.
Terwijl ik best veel schrijvers in het echt zie, zou je zeggen. Maar die doen me niks.

donderdag 28 oktober 2010

Wat zeg je dan?

'Je moet voortaan ècht een hand geven, hè?' zeg ik tegen Jeetje. 'Je bent vijf. Dat kan zo niet langer.'
'Ja,ja,' zegt Jeetje.
'Als er iemand op bezoek is, geef je een hand, je kijkt iemand aan en zegt 'hallo'. Kom op zeg.'
'Waarom moet je iemand ook aankijken?' vraagt Jeetje.
'Dat is beleefd.'
'Waarom?'
'Dat is aardig. Vriendelijk. Daarmee zeg je feitelijk: hier ben ik en ik zie jou.'

Ikzelf ben geen enthousiast handenschudder. Ik moet dan al mijn zeilen bijzetten. Het is een klein krachttoer. Dat zie je aan mij. Zeker het scherpe oog van Jeetje ontgaat weinig. Als het maar even mogelijk is, doe ik het niet. Ga ik zogenaamd druk in de weer met andere dingen en sla zo het verwelkomen over.
Zo gaat het ook als we bij een feestje aankomen. Half in de deuropening steek ik m'n hand op, - alsof ik van de politie ben en een stopsein maak - zeg 'Hallo' en verdwijn zo snel mogelijk in een gesprek met één persoon. En bij het afscheid? Jeetje en ik, we verdwijnen gewoon. We bedanken niets en niemand.
Maar dat moet Jeetje intussen wel een keer gaan doen. Ze is al vijf.

woensdag 27 oktober 2010

Blijf

Ik heb vandaag, toen ik even beneden was, een heel prachtige hond gezien. Die bleek hier op bezoek met zijn baasjes.
'Wat is dat voor een prachtige hond,' zei ik.
'Hij is niet alleen heel mooi, maar ook bijzonder,' zeiden zij.
Dat kon ik goed geloven. Zo zag hij er ook uit.
Toen zijn baasjes even later ons huis gingen bekijken, werd de hond gezegd onder de tafel te blijven liggen. Dat zou hij zeker doen.
'Hij luistert naar iedereen, dat is het bijzondere.' Zijn baasjes liepen de trap al op. 'Je hoeft alleen maar 'blijf' te zeggen.'
Ik zei: 'Blijf.' Maar hij bleef niet echt. Dat gaf eigenlijk niets. Hij was toch altijd lief, hadden ze gezegd. Het was een hond met een stamboom.
De hond stak zijn neus door de spijlen van de box. Ik denk dat de baby vooral zou zeggen dat ze de hond zo groot vond, als ze iets had kunnen zeggen. Niet dat hij zo mooi was. Baby's en schoonheid, dat bijt mekaar.
'Blijf!' zei ik weer.

dinsdag 26 oktober 2010

Mijn kiender

Op de terugweg, met twee slapende kiender voor in de bakfiets, vroeg ik me af hoe ik het huis zou aantreffen.

Een totale chaos was nog het minst erge. Mijn computer weg? Geen probleem. Mijn werk was in een pril stadium.
Nee, ik moest er rekening mee houden dat hij zich schuilhield in één van onze kamers. En als ik dan met mijn twee kiender in de woonkamer zat - met een warm kopje thee voor de één en een warm flesje melk voor de ander - zou hij na een uurtje opduiken. Hij zou door het trapgat naar beneden springen.
Of ik zou de voordeur opendoen met in mijn kielzog mijn twee kiender. De baby op de arm. De kleuter liep alvast vooruit. Zij zou de eerste zijn die de blote voeten in het trapgat zag hangen. De aanblik hiervan zou haar hele leven veranderen. De point of no return. De vrolijke Jeetje veranderde in een somber meisje dat in de puberteit besloot in zichzelf te gaan snijden.

Zijn racefiets was weg toen wij aankwamen. Maar dat zegt niet alles. Ik ben niet wereldvreemd. In de woonkamer speelde de muziek nog. En de toiletdeur bleek aan de buitenkant op slot. Met een schroevendraaier poerde ik 'm open. Ik duwde Jeetje een beetje naar achteren. Met mijn hand beschermde ik haar ogen. Maar dit was niet nodig.

Op het aanrecht vond ik een briefje.
Er stond: 'Dag beste mensen. Zouden jullie deze spullen willen kopen. Glorix. Antikal. Groet de schoonmaker.'

maandag 25 oktober 2010

Alles onder controle

De baby speelde op het kleed met een plastic telefoon. De kleuter zat aan tafel en kleide met de kleuren, blauw, geel en roze. Ze maakte een zon, een maan, een ster. Ik dacht dat ik alles onder controle had, tot ik vanuit een ooghoek de man zag. Hij stond bij de trapleuning naar ons te loeren, in een groot grijs vest met capuchon en op zijn hoofd een roze gebreid mutsje.
Ik begon over mijn hele lijf te trillen. Ik dacht dat we er geweest waren.

Maar het bleek geen man te zijn. We gebruiken de trapleuning soms als kapstok.

Het aantal mannen dat zich hier in huis, als ik per ongeluk even opkijk, op blijkt te houden, groeit met het uur. Lang niet slapen zal een mens uiteindelijk tot waanzin drijven.

zaterdag 23 oktober 2010

Zegeningen

'Het zijn de zegeningen van het ouderschap,' zegt de weekenddokter glimlachend.
Met kleine ogen turen we de verte in. Daar waar de slaap heerst, en wij steeds maar niet mogen komen. Het is weer een dag. We zijn met z'n allen bij de huisartsenpost aan de Wibautstraat. Het consult is afgelopen. We moeten alleen terugkomen als ze geen adem meer krijgt.
'Ik heb er al veel van dezen gezien de afgelopen week,' zegt hij. 'Eentje had een longontsteking.'
'Maar de onze niet, toch?'
'Nog niet.'
'Ze drinkt nauwelijks. Hoe moet dat dan?'
'O, die kleintjes kunnen wel een maand zonder eten.'
'Een maand?'
'Deze is nog levendig genoeg. Ze weert zich af. Ze wil de stethoscoop pakken. Allemaal heel positief.'
'Ja, ja.'
De dokter kijkt ons überrustig aan.
'Het duurt nog wel zeven nachten,' zegt hij. 'Zo'n kleintje heeft nog niet zo veel afweerstoffen als wij hebben. Zij moeten dat allemaal nog opbouwen.'

donderdag 21 oktober 2010

Met pensioen

Jeetje oefent een liedje voor een juffrouw die met pensioen gaat. Halverwege stopt ze.
'Wat is 'met pensioen' eigenlijk?'
Ik leg uit wat het betekent als mensen met pensioen gaan.
'Hoeveel nachtjes slapen is het nog voordat ik met pensioen mag, mama?'
'Nog heel veel nachtjes voor jij met pensioen gaat.'
'Maar voor Deetje duurt het nòg veel langer, hè?' zegt Jeetje tevreden, 'tot zij eindelijk met pensioen mag.'
Ik knik. Om over mijn pensioen nog maar te zwijgen.

woensdag 20 oktober 2010

Verkoudheden

Ik ben met Deetje bij de dokter. Haar verkoudheid duurt nu al anderhalve week en wordt erger.
Ik weet hoe dat gaat met verkoudheden.
Jeetje was op die leeftijd ook eens verkouden. Nog altijd zie ik de grote brancard door de gangen van het ziekenhuis vliegen. Gedragen door twee ambulancemedewerkers in fluorescerende pakken. Met in het midden onze maxi-cosie erop. Iedereen in het ziekenhuis bleef stilstaan. Om te kijken naar ons. De ouders die er achteraan holden. Sommigen knikten ons toe. Anderen begonnen te fluisteren.
Ik weet hoe dat gaat met verkoudheden. Man was een jaar geleden ook eens verkouden en had een beetje oorpijn.
Nog altijd hoor ik de dokter van de avonddienst:
'Nee, je gaat niet eerst naar huis om spullen te pakken. Jullie gaan meteen.'
'Maar thuis, ons dochtertje...'
'Dat doet er nu niet toe. Ik heb de taxi al gebeld. '
'Taxi?'
'Die gaat sneller dan een ziekenauto.'
'O, zo.'

Vandaar dat ik weet hoe dat gaat met verkoudheden.

dinsdag 19 oktober 2010

Wetten van drama

Ik bedenk een lesje over 'de wetten van drama' voor mijn studenten, terwijl beneden een verwarde man mijn woonkamer stofzuigt. En elk moment naar boven kan rennen, met een broodmes, mijn kamer binnen kan stormen.
Net nu man en baby even uit wandelen zijn, natuurlijk.

Hij gedroeg zich normaal vanmorgen. Welke gek gedraagt zich van de een op de andere week volkomen normaal?

Ik probeer mij nog wat te concentreren op mijn werk, voor ik zo dadelijk gewurgd ben met de stofzuigerslang.

maandag 18 oktober 2010

Geen flauw benul

Ik kan me bijvoorbeeld met de beste wil van de wereld niet meer herinneren wat ik dit weekend gedaan heb. Het is alsof het nooit weekend is geweest. Alsof er geen verleden is. Ik zit in een aanhoudend nu. Dat moet heel mooi zijn, dat weet ik. Veel mensen streven ernaar met allerlei yoga- en ademhalingsoefeningen. Maar ik ben hier noodgedwongen. Ik ben in het hier en nu omdat iets anders niet beklijft.
Mijn aflatende geheugen baart me regelmatig zorgen. In de loop der jaren ben ik een meester geworden in het verdoezelen ervan. Gelijk de dementerenden. Mensen die mij langer kennen, weten het. Ze weten dat ik niet meer weet wat er toen en toen gebeurde. Alsof ik er niet bij was. En dat al mijn hele leven.
Gelukkig schrijf ik. Dat is de enige manier waarop er weleens iets naar boven wil komen, dat allang vergeten was.
Dit stukje heb ik vast al eens geschreven. Maar nooit precies op deze manier.
Soms ben ik bang dat ik later echt dement word. Dat beklemt me.

vrijdag 15 oktober 2010

Mijn walrusje

Ik deed de plastic sloffen om mijn schoenen en daar gingen we, Deetje en ik. We kwamen voor de eerste kennismaking. We paradeerden de ruimte binnen. Iedereen zou meteen zien met wat voor een leuk, bijzonder meisje ik hier aankwam. Een aanwinst voor de crèche. Zo jong nog en dan al zo wijs.
Ik legde Deetje bij de andere baby's op de mat. Terwijl ik met de leidster het intakegesprek voerde, bekeek ik de scharrelende zuigelingen. Deetje lag er als een walrus tussen. Plat op haar buik. Armen en benen wijd. Ze verroerde zich niet. Na een tijdje richtte ze alleen haar hoofd een heel klein stukje op. Alsof het topzwaar was. Ze staarde mij aan met licht waterige oogjes. Als je haar niet kende, zou je denken dat ze gewoon zo'n onscherpe blik had. Nog niet echt kijkend, niet in staat tot contact maken. Een paar andere baby's begonnen op hun buik door de ruimte te schuiven.
'Zij zijn allemaal wat ouder,' zei de leidster. 'Deetje ligt nog echt stil, hè?'
Nou, nee hoor, wilde ik zeggen. Ze rolde zich met anderhalve maand al om en met drie maanden maakte ze haar eerste kruipbewegingen. Maar ik mocht vooral niet overkomen als een streberige moeder, dus zweeg ik en keek naar mijn walrusje op het kleed dat nu heel ongericht naar een speelgoedje aan het slaan was.

donderdag 14 oktober 2010

Zelfbeeld

'Schud nu eens met je haar, en dan kijk je meteen serieus de lens in...'
Ik sta tegen de witte muur, doe mijn hoofd naar beneden en schud wild met mijn haar.
'Alsof je gestoord bent,' zegt de fotograaf.
'Wàt zeg je?'
'Kijk alsof je gestoord bent.'
'O, eh, ja, ja.'
'Alsof je gestoord wòrdt, bedoel ik.'
Telkens opnieuw begin ik met het losschudden van mijn haar, steeds weer probeer ik verstoord op te kijken. Maar hoe kijkt een mens als zij 'verstoord opkijkt.' Met een grote frons in haar wenkbrauwen en haar lippen fijngeknepen, natuurlijk.
De fotograaf zegt: 'Nu zeg ik een tijdje niks. Nu kijk ik naar je. En jij kijkt alleen maar in de lens.'
'Is goed.'
Zo sta ik daar in dat grote, zwarte ding te kijken, die draaikolk. In de lege zolderkamer. Met mijn mond half open. Mijn rug tegen de muur. Mijn schouders opgetrokken. Totdat de ene helft van mij in het wit van de muur is verdwenen, en mijn andere helft opgaat in het episch centrum. Het zwarte gat.
Klik.

woensdag 13 oktober 2010

Ik begin

Deze week had ik vooral vandaag. De dag waarop ik weer zou gaan beginnen. En dan bedoel ik echt beginnen. Niet alleen denken over hoe ik zal beginnen en waarover ik zal beginnen. En al helemaal niet schrijven over beginnen. Maar het daadwerkelijk doen.
Dat heb ik tot nu toe helaas niet gedaan. Althans: niet zoals ik zou willen beginnen. Ik heb mijn les voorbereid voor vanavond. Ik heb fragmentjes gelezen in Visser van Rob van Essen, De Weg van Cormac MCCarthy, De diefstal van mijn jeugd van Natascha Kampusch, Afkomst van Rashid Novaire. Goede namen gezocht in 'De mooiste voornamen uit de hele wereld.' Geen naam gevonden. In mijn les zal ik het - net als de vorige keer - gaan hebben over tijd, plaats, handeling, spanningsopbouw. Dus schreef ik zojuist in mijn zwarte begin-schrift: tijd? plaats? handeling? Spanningsopbouw? Maar zo werkt het toch niet helemaal. Het beginnen.

dinsdag 12 oktober 2010

Fictie of non-fictie, dat is de vraag

De schoonmaker is er niet. De schoonmaker komt de volgende week weer. Als man ook thuis is.
Ik heb zoveel reacties op mijn stukje van vorige week dinsdag gekregen, dat ik het niet kan maken ten opzichte van mezelf en mijn trouwe lezers. Maar lag het aan de schoonmaker zelf of komt het eerder door wat ik van hem maakte? Ik weet het niet meer zeker.
Was het echt zo erg?

De telefoontjes die ik de afgelopen week kreeg, de mails die ik ontving en ook de mensen die ik tegenkwam, vonden van wel. Ze begonnen er meteen over. 'Hoe zit dat nou met die schoonmaker?'
'Zo iemand heeft die fantasieën niet voor niets.'
'Je weet toch wel wat je doet?'
'Ik maak me zorgen.'
Ook man werd herhaaldelijk gewaarschuwd. 'Laat vrouw en baby niet alleen achter hoor. Niet doen!'

Ik weet het niet. Lag het aan de manier waarop ik de dialoog beschreef? Is de aard van dat stukje niet meer debet aan de zorgen van de lezer, dan de ware aard van de schoonmaker? Als ik het toen niet meteen hier opgeschreven had, was ik het nu wel weer vergeten.
Dan was hij gewoon gekomen. Dan was er- waarschijnlijk - niets aan de hand geweest.
Heel zeker weten, doe ik dit niet. Dat is het punt.
Of schrijf ik dit ook alleen maar op om het spannend te houden?

maandag 11 oktober 2010

Twee boze zusjes

Het weekendje weg - vrijdag, zaterdag, zondag - was voortreffelijk verlopen, tot we zondagavond op de A1 tot stilstand kwamen. Eerst ontwaakte de baby op de achterbank en niet veel later werd ook de kleuter wakker. We waren in een file van twintig kilometer beland. Deetje protesteerde zachtjes, maar haar protest werd hoe langer hoe slechter te negeren. Het speentje lag ergens in één van de tassen in de achterbak. Met mijn knieën op mijn stoel, en mijn billen richting voorruit, bood ik haar mijn vinger aan. Ze greep die met beide handen, stak 'm in haar mond en sabbelde. Zo zat ik een tijd. Zo stonden we een tijdje op de snelweg. Tot de auto plotseling optrok en mijn nagel in Deetjes verhemelte kraste. Het begin van een luid brullen en gillen. Ook Jeetje ging meedoen. Al gauw hadden we twee krijsende meisjes op de achterbank. Er was nergens een afslag. We reden vijf kilometer per uur. De donkerte viel in. De terugreis was nog maar net begonnen.

donderdag 7 oktober 2010

75 EU

Die man van de Nederlandse Spoorwegen had trouwens niet alleen een aardappelneus. Zijn hele gezicht was gebutst en gehavend. Zijn huid was dik en leerachtig. De paar haren die hij nog had, waren vet. In de pauze zat hij altijd alleen. At hij zijn zelf gesmeerde boterhammen met palingworst. Nog net niet met pensioen. Zijn ogen, dat was misschien wel het meest kenmerkende aan hem, zijn ogen keken naar mij alsof ik diegene was die hem ooit, hardhandig, naar zijn eigen helft teruggeduwd had. Die hem - en alle liefde die hij in zich had - voorgoed naar zolder bonjourde.
Alsof ik het was die met mijn vriendinnen om zijn hobby lachte. De miniatuurwereld waar hij voor spaarde. Daarboven. Bij de modeltreinen. Waar hij ook sliep.
Alsof ik het was.
Daarom schreef hij voor mij die bon.

woensdag 6 oktober 2010

De voorleesmoeder

De meesters en de juffrouwen staan in pyjama's, sloffen en ochtendjassen buiten. Rupsje Nooitgenoeg kruipt levensgroot over het schoolplein. Voor deze gelegenheid eet hij boeken, veel boeken, in plaats van appels en peren. Alle kinderen van de school staan er, in hun nachtkleding, naar te kijken. In hun handen houden ze een versierde doos met een ontbijtje erin. Een gekookt eitje, een krentenbol, een broodje chocopasta en een banaan, mandarijn of een appel voor een klasgenoot. De kinderboekenweek begint en ik ben voorleesmoeder in Jeetjes klas. Ik heb een prentenboek meegenomen - 'Stap maar op mijn bezemsteel' van Julia Donaldson - en als het gezamenlijke ontbijt ten einde loopt, ga ik op de kruk van de juffrouw zitten en begin met voorlezen.
Maar eerst stel ik nog de vraag: 'Wie kent dit boek al?'
Het blijft helemaal stil. Na een tijdje steekt Jeetje haar vinger op.
'Ikke,' zegt ze zacht.

dinsdag 5 oktober 2010

Wie bepaalt

'Jij kan jouw baby gewoon in de prullenbak gooien.'De schoonmaker kijkt me aan.
'Ja?'
'Dan kan ze niks doen, toch? Jij bepaalt wat zij doet, toch?'
'Ja?'
'Nou, zo zijn mensen. Wij worden als marionetten bestuurd. Wij kunnen niks doen.'
'Wij zijn baby's die in prullenbakken kunnen worden gegooid?'
'Ja, wij bepalen zelf niks.'

*

'Ik kan jou zo vermoorden. En jouw baby ook. Jij weet niet waar ik last van heb.'
'Hoezo?'
'Dingen kunnen hoog oplopen, snapt? En dan kan het ineens genoeg zijn en dan kan ik denken: ik ga haar baby doden.'
'Ja?'
'Jij kent mij niet. Ik ken jou niet. Jouw man is hier niet. Ik ben een man, ik ben sterker.'
'O, maar daar heb ik heus wel aan gedacht hoor. Dat jij zou kunnen gaan moorden en meer van die dingen. Maar ik heb ingeschat dat jij dat niet zou doen.'
'Jij ziet de buitenkant.'
'Inderdaad. Ik vertrouwde het wel.'
'Jij weet niet wat in mijn hart zit.'
'Maar, eh, je wil toch niet gaan moorden nu?'
'Nee, nee.' Hij kijkt naar boven. 'Er is altijd iemand die over ons oordeelt.'
'Alleen dáárom moord je niet?'

maandag 4 oktober 2010

In de trein

Een opgepompte Afrikaan in een klein wit hemdje zit tegenover me. Ik voel aan mijn flubberarmpjes.

Een Surinaams modelgezin komt onze coupe in. Papa, mama, zoon en dochter. Ze kunnen geen plekje bij elkaar vinden.
Maar het is etenstijd. Moeder scheurt de grote, bruine zakken met patat open en de zakken met broodjes hamburgers. Ze haalt vier flesjes Fanta uit haar tas, deelt de servetten uit. De maaltijd begint. Ik heb zelden iemand zo smakelijk zien eten en ongebreideld zien genieten in een stampvolle wagon.

Een vrouw met een zwarte zonnebril en een grote, zwarte koptelefoon. Zij is er even niet.

Een meisje met een uitgezakte staart en een hese stem heeft haar benen op haar rode koffer gelegd. Ze draagt vuile Allstars. Ze belt de hele reis. Ze komt net uit Boedapest terug, daar was het supercool, ze heeft er ook een supercool party-eiland bezocht, en ze zal morgen met haar supercoole baan beginnen als coördinator van evenementen.

Een tengere man met grijs haar en zware, zwarte wenkbrauwen boven zijn felle ogen, houdt mij in de gaten. Maar ik hem ook.
Wat doet hij? Wie is hij?

De controleur met aardappelneus geeft mij een bekeuring. Mijn kortingskaart blijkt verlopen, terwijl er geldig tot en met januari 2013 op staat.
'Identiteitsbewijs,' roept hij.
'Heb ik niet bij me!'
'Dat moet,' zegt hij.
'Ik heb geen paspoort meegenomen vanmorgen.'
'Dat moet,' zegt hij weer.
'Heb ik niet bij me!'
'Geboorteplaats,' roept hij.
'NIJMEGEN.'
'ADRES?'
Het wordt doodstil in de coupé terwijl ik mijn adres voor de aardappelneus spel, alsof ik hem een gedicht voordraag.
Het supercoole meisje houdt op met bellen, de Afrikaanse bodybuilder kijkt me strak aan, de tengere grijsaard pakt pen en papier en zelfs de Surinamers laten hun hamburgers even koud worden. Alleen de vrouw die er niet wenst te zijn, is er nog steeds niet.

zondag 3 oktober 2010

Zondagontbijt

Deetje slaapt nog. Man snijdt het brood. Ik pel het eitje. Koffie is gezet. We eten. Dan komt Jeetje met het sluitende bewijs voor de evolutietheorie: 'Als God de wereld heeft gemaakt, moet hij zijn handen wel heel erg geprikt hebben aan de distels en de brandnetels. Dus het lijkt me zeker niet waar dat Hij dit allemaal gemaakt heeft.'

vrijdag 1 oktober 2010

Agendapunt

Aanstaande zondag ben ik te gast in het cultureel café, salon Remunj, in Roermond. Dat belooft heel leuk te worden. Dus ik neem aan dat - met mij - iedereen de trein pakt, en dan zie ik u daar wel!